Inmiddels is het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR)– de verduidelijkende wet die op 1 januari 2026 van kracht moet worden – voor advisering naar de Raad van State. Onduidelijk is welke aanpassingen de Minister naar aanleiding van de internetconsultatie precies heeft doorgevoerd. Er is wel bekend dat waar in het eerste voorstel ‘werkinhoudelijke instructies’ en ‘organisatorische inbedding’ nog aparte criteria waren, deze nu samenvallen onder de noemer ‘criteria die wijzen op werknemerschap’. Pas als het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gaat, wordt er (nog) meer duidelijk over de inhoud.

Op 27 juni 2024 zijn Kamervragen beantwoord waaruit blijkt dat de overheid (meer specifiek de Belastingdienst als opdrachtgever) zelf ook worstelt met de inhuur van zzp’ers die zij zelf als schijnzelfstandigen beschouwt. De overheid heeft het voornemen om dit al in 2024 terug te brengen, vanaf 1 januari 2025 compliant te zijn en geen mogelijk schijnzelfstandigen meer in te zetten. Het is natuurlijk de vraag of de overheid daarin gaat slagen, gelet op de krappe arbeidsmarkt.

 

Ook de ontwikkelingen in de rechtspraak staan niet stil. Zo oordeelde Hof ’s-Hertogenbosch dat het standpunt van de fiscus – namelijk dat sprake was van een (fictieve) dienstbetrekking tussen een houthandel en 4 zzp timmerlieden – geen hout snijdt. De timmerlieden werden ingehuurd voor het plaatsen van tuinhuisjes en overkappingen, die klanten bij de houthandel hadden gekocht. Voor het eerst werd in een fiscale zaak het toetsingskader van het Deliveroo-arrest toegepast om te bepalen of sprake is van een gezagsverhouding. Eerder had rechtbank Zeeland-West-Brabant geoordeeld dat er sprake van een echte dienstbetrekking en dat dus de naheffingsaanslag loonbelasting van ca. € 30.000 die aan de houthandel was opgelegd, in stand kon blijven. De criteria van Deliveroo leidden bij het hof tot de uitkomst dat er te veel omstandigheden tegen het bestaan van een gezagsverhouding pleitten. Daarmee was er sprake van zelfstandig ondernemerschap.

 

Van belang is dat de Fiscus door deze uitspraak meer en meer op het spoor van de Deliveroo-criteria wordt gezet. Zolang er geen nieuwe/verduidelijkende wetgeving is, vormen de Deliveroo-criteria de maatstaf voor het beoordelen van (schijn)zelfstandigheid.

 

Dat zzp’ers zelf ook niet stilzitten bleek onlangs uit een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden. Een zzp’er werkte enige tijd via een tussenbureau voor het RIVM. Hij stelde zich op het standpunt dat zijn opdrachtovereenkomst in feite een arbeidsovereenkomst was en dat RIVM de werkgever zou zijn. RIVM betwistte uiteraard dat sprake was van het geruisloos overgaan van een opdrachtovereenkomst met het tussenbureau naar een arbeidsovereenkomst met RIVM. Het Hof ging er ook niet in mee. Allereerst niet dat er sprake zou zijn van een arbeidsovereenkomst en ook niet dat deze zou zijn overgegaan naar de inlener RIVM. In deze uitspraak komen ook enkele Deliveroo-criteria aan de orde, namelijk dat de werkzaamheden niet de kernactiviteit van het RIVM betroffen, dat de zzp’er facturen met eigen logo erop verstuurde en dat hij commercieel risico liep.

 

Advies

Hoewel de opmerkelijke situatie gaat bestaan dat het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 wordt opgeheven en er dan nog geen nieuwe wettelijke spelregels zijn, zien wij in de huidige ontwikkelingen toch voldoende aanleiding om te adviseren uw beleid qua inhuur van zzp’ers daar waar het lijkt op schijnzelfstandigheid aan te gaan passen. De financiële risico’s worden te groot. De Deliveroo-criteria geven al veel duidelijkheid en die zijn in onze optiek richtinggevend, de wet VBAR gaat dat waarschijnlijk niet wezenlijk anders maken. Wachten heeft geen zin meer.