Een paardenmanege wordt in 2016 aangesproken voor de schade als gevolg van een val met een pony. Deze val vond plaats in 2008. De manege had zich vanaf 2011 verzekerd tegen aansprakelijkheid bij de verzekeraar en verzocht haar om dekking te bieden. De verzekeraar weigerde echter een uitkering te doen, omdat de manege volgens haar bekend was met schade die zich voordeed voor het aangaan van de verzekering. De Rechtbank Gelderland gaat in de uitspraak van 20 november 2024 (ECLI:NL:RBGEL:2024:8227) in op de vraag of dit standpunt terecht is.
Waar ging het om?
Op 16 januari 2008 viel een (destijds minderjarige) ruiter van haar pony tijdens een paardrijles. Zij werd met de ambulance naar het ziekenhuis afgevoerd, waar een operatie ter behandeling van een botbreuk volgde. In een afzonderlijke procedure tussen de ruiter en de manege kwam de aansprakelijkheid van de manage voor de schade van de ruiter vast te staan.
De manege werd vervolgens in 2016 door de ruiter aangesproken tot vergoeding van de schade. Op dat moment beschikte de manege over een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering, die zij bij de verzekeraar had afgesloten per 1 oktober 2011. Na de aansprakelijkstelling vroeg de manege dan ook om dekking bij de verzekeraar. De verzekeraar weigerde de schade echter uit te keren.
Waarom wil de verzekeraar geen dekking verlenen?
Ten eerste stelde de verzekeraar zich op het standpunt dat de manege, gelet op de ingangsdatum van de verzekering per oktober 2011, op de datum van het ongeval (in 2008) niet verzekerd was. Ook meende zij dat sprake was van een gebeurtenis die bij het aangaan van de verzekering voor de manege bekend was, zodat de verzekering volgens de polisvoorwaarden niet van kracht was.
De verzekeraar verwees in dat verband naar een operatieverslag, waaruit zou blijken dat sprake was van ernstige schade en dat een nieuwe operatie aangewezen zou zijn. De manege stelde daarentegen dat zij de medische informatie van de ruiter pas voor het eerst in de procedure tegen de ruiter onder ogen had gekregen. Bovendien zou de manege niet hebben geweten dat zij ook zou worden aangesproken tot vergoeding van de schade. Op basis van de aard van de val verwachtte de manege niet dat de ruiter ernstig letsel aan de val had overgehouden, terwijl er zich ook geen ziektekostenverzekeraar bij de manege had gemeld.
Een ander discussiepunt tussen partijen richtte zich op de mededelingsplicht die de manege bij het aangaan van de verzekering had. De verzekeraar voerde aan dat de manege het ongeval bij haar had moeten melden. De manege was het daar niet mee eens omdat zij volgens haar niet zou zijn gevraagd om melding te maken van ongevallen die niet tot aansprakelijkstelling hebben geleid.
Wat oordeelt de rechtbank?
De rechtbank stelt voorop dat de datum van het ongeval niet relevant is voor het verlenen van dekking. Op grond van de polisvoorwaarden kan er ook dekking bestaan voor schadevoorvallen die zich hebben voorgedaan vóór de ingangsdatum van de verzekering. De polisvoorwaarden vereisen daarvoor wel dat de manege “schade lijdt als gevolg van een gebeurtenis waarvan op het moment van het sluiten van de verzekering onzeker was dat zij zich al heeft voorgedaan of dat zij zich zou voordoen”. Volgens de rechtbank is dat het geval: de schade waarvan de manege vergoeding vordert, vloeit immers voort uit de aansprakelijkstelling van de ruiter. Als de ruiter de manege niet had aangesproken, dan had de manege geen beroep op de verzekering gedaan, aldus de rechtbank.
De rechtbank bespreekt vervolgens of de manege bekend was met het feit dat zij door de ruiter aansprakelijk gesteld zou worden. Volgens de rechtbank is het aan de verzekeraar om te onderbouwen dat en waarom voornoemde bekendheid bij de manege zou hebben bestaan. Het operatieverslag biedt daarvoor niet voldoende bewijs. De manege had ter zitting namelijk een plausibele verklaring over de ernst van de val van de ruiter en het vervolg daarop afgegeven, zodat de rechtbank aanneemt dat de manege niet kon weten dat er jaren later nog een aansprakelijkstelling zou volgen.
In diezelfde lijn oordeelt de rechtbank dat van een schending van de mededelingsplicht geen sprake is. De verzekeraar hanteerde een vragenlijst waarin geen vraag opgenomen was naar eerdere ongevallen die niet leidden tot een aansprakelijkstelling. Zij vroeg uitsluitend naar geclaimde schades. Daarmee had de verzekeraar volgens de rechtbank de suggestie gewekt dat het ongeval uit 2008 voor haar niet van belang was.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat er sprake is van een gebeurtenis die zich weliswaar voordeed voor de ingangsdatum van de verzekering, maar waarmee de manege niet bekend was of had kunnen zijn. In geval van een manege, waar vaker kinderen van paarden vallen, hoeft men niet bij iedere val aansprakelijkheid te verwachten, aldus de rechtbank. De verzekeraar wordt daarmee ruim zeventien jaar later alsnog verplicht om de schade van de ruiter (waarvoor de manege aansprakelijk is) te vergoeden.