In september en oktober 2024 zijn vijf Koninklijke Besluiten gepubliceerd:
- Besluit van 24 augustus 2024, nr. 2024001889 (onteigeningsplan Zuidasdok A10 Schinkelbrug, gemeente Amsterdam)
- Besluit van 24 augustus 2024, nr. 2024001800, (onteigeningsplan Behandelen & Opstellen Roosendaal)
- Besluit van 24 augustus 2024, nr. 2024001890 (onteigeningsplan dijkversterking Neder-Betuwe (NeBe), in de gemeenten Neder-Betuwe en Tiel)
- Besluit van 24 augustus 2024, nr. 2024001801, (onteigeningsplan opheffing en verwijdering onbewaakte spoorwegovergang in spoorlijn tussen Woerden en Leiden)
- Besluit van 3 oktober 2024, nr. 2024002182 (onteigeningsplan voor twee gedeelten van het project PHS Alkmaar–Amsterdam)
Alleen tegen de besluiten genummerd 2 en 5 zijn zienswijzen ingediend. Beide onteigeningsverzoeken zijn gedaan door ProRail. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) voorbereid om mogelijk te maken dat er meer treinen per uur op een groot aantal trajecten kunnen rijden. Om capaciteitsvergroting te realiseren is er een landelijk programma Behandelen en Opstellen (programma B&O). Het programma B&O hangt nauw samen met het landelijke PHS.
Project Behandelen & Opstellen Roosendaal
Het onteigeningsplan ‘project Behandelen & Opstellen Roosendaal’ ziet op het realiseren van een nieuw behandel- en opstelterrein (met bijkomende werken) in Roosendaal.
Ontbreken noodzaak
Reclamante 1 meent dat de noodzaak ontbreekt omdat de werken niet (volledig) passen binnen het bestemmingsplan “Stationsgebied”. Aan de gronden van reclamante zijn de bestemmingen ‘Verkeer’ en ‘Railverkeer’ toegekend. Uit de situatietekening volgt dat aan de gronden van reclamante voorzieningen worden aangelegd, waaronder een milieuplein.
Het milieuplein is volgens ProRail dienend aan de bestemming ‘Railverkeer’. Daarnaast valt het binnen de omschrijving van het bestemmingsplan. Het gaat immers om een installatie ten behoeve van de bestemming ‘Railverkeer’. De Kroon kan zich hierin vinden en ziet geen aanleiding om te oordelen dat het werk waarvoor onteigenend wordt niet planologisch uitvoerbaar is.
Reclamante stelt daarnaast dat er sprake is van een recht tot bereikbaarheid van een locomotievenloods in eigendom van reclamante. Na onteigening zou deze waardeloos zijn, omdat de verbinding tot het openbare spoorwegnet dan ontbreekt. Volgens reclamante ontbreekt de noodzaak tot onteigening omdat in het minnelijk overleg hier onvoldoende rekening mee is gehouden.
Vóór het indienen van het verzoek is een alternatief opgesteld (dat nog moet worden uitgewerkt en afhankelijk is van medewerking van derden). ProRail heeft zowel een aanbod op onteigeningsbasis uitgebracht, alsmede een aanbod voor het alternatief. Overigens is in het minnelijk overleg veelvuldig en concreet gesproken over de aansluiting op het spoor. De Kroon besluit daarom dat de noodzaak tot onteigening aanwezig is.
PHS Alkmaar-Amsterdam
Het onteigeningsplan project PHS Alkmaar-Amsterdam ziet op de aanleg van een nieuw keerspoor voor goederenvervoer tussen Alkmaar en Amsterdam. De onteigening wordt verzocht voor de realisatie van twee gedeelten daarvan. Vier reclamanten hebben zienswijzen ingediend.
Motiveringsbeginsel
Reclamant 3 meent dat uit de ter inzage gelegde stukken onvoldoende blijkt welke inspanningen zijn verricht om de gronden bij minnelijke overeenkomst te verkrijgen, waardoor het ontwerp besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel van artikel 3:46 Awb.
De Kroon merkt op dat de stukken overeenkomstig artikel 63 lid 2 Ow (oud) en de Handreiking Administratieve Onteigeningsprocedure van Rijkswaterstaat zijn opgesteld. De door reclamant bedoelde stukken met betrekking tot het gevoerde minnelijk overleg maken hier geen deel van uit. De logboeken worden overigens wel ambtshalve bij beoordeling van de noodzaak betrokken.
In een ontwerp besluit wordt uitdrukkelijk geen aandacht besteed aan individuele belangen. De afweging van belangen in relatie tot de locatie van het werk gebeurt in de planologische procedure, niet in het ontwerpbesluit zelf. Het ontwerpbesluit hoeft dus niet alle gesprekken met rechthebbenden of bezwaren tegen de onteigening te behandelen. Om die reden meent de Kroon dat er geen strijd is met het motiveringsbeginsel van artikel 3:46 Awb.
Compensatiegrond kwalitatieve verplichting
Reclamante 2 wijst erop dat zij op grond van de uitvoeringsovereenkomst Het Kinderland terrein te Castricum een kwalitatieve verplichting heeft om het terrein voor onbepaalde tijd ingericht te houden als natuur. Onteigening gaat voorbij aan deze verplichting. Reclamante maakt voorts duidelijk dat compensatie in natuurgrond haar voorkeur heeft (in tegenstelling tot financiële compensatie) voor het geval zij toch gedwongen wordt om haar natuurgebied af te staan.
De Kroon overweegt dat genoemde kwalitatieve verplichting komt te vervallen door de titel zuiverende werking van onteigening. Compensatie anders dan in geld is niet verplicht. De Kroon meent dat er voldoende inspanningen zijn gedaan door ProRail om vervangende grond te regelen, maar dat deze grond niet beschikbaar is en dat daarvan tijdig een melding is gedaan aan reclamante. Het starten van de administratieve onteigeningsprocedure is dan ook op een gepast moment gedaan.
De overige zienswijzen ten aanzien van het minnelijk overleg, het ontbreken van noodzaak en het ontbreken van urgentie bevatten standaardoverwegingen en/of onderdelen die niet door de Kroon worden beoordeeld en worden daarom ook niet door de Kroon inhoudelijk behandeld.
Meer weten?
Wilt u meer weten over de (administratieve) onteigeningsprocedure of grondverwerving in het algemeen? Neem dan contact met ons op.